Atelier Communicatie interviewde een aantal sleutelfiguren van deze Verleden Week. Maak kennis met Lander, een derdejaars geschiedenisstudent, masterstudente Jolien, logistieke medewerker Stan, bioloog Marc Argeloo en ontdek hun verhalen.
#Getuigenissen #VW25 #GentStudent #Gent #HandsOn #NatuurEnMens
Verleden Week door de ogen van Lander Pieters (3e bachelor)

“Ik wou eigenlijk een ander atelier doen, maar al mijn vrienden gingen naar dit atelier. Omdat ik de vorige keer heel veel fun heb gehad, dacht ik: ik kies eens iets anders. Uit nieuwsgierigheid, en omdat het ideaal viel met mijn vrienden die politiek activisme kozen."
Lander koos niet meteen uit interesse voor het thema, maar ontdekte al snel dat Verleden Week veel meer is dan alleen de inhoud van een atelier. Het is een manier om geschiedenis op een andere manier te beleven.
Maar wat Verleden Week nu zo bijzonder maakt voor hem?
“Ik ben iemand die niet supergraag in de boeken zit. Dus, daarom denk ik dat ik voor Verleden Week gekozen heb, omdat dat dan juist hetgeen is dat in de praktijk gebeurt. Dat is hands-on.”
Een van de meest memorabele momenten voor hem was de wandeling met de proffen. Niet in een auditorium, maar gewoon naast elkaar, in gesprek.
"Dat blijft toch iets speciaals. In plaats van dat ze alleen vooraan in het auditorium staan, lopen ze ineens naast je. Dat persoonlijke contact maakt het memorabel."
Voor Lander was zijn eerste deelname aan Verleden Week zelfs doorslaggevend.
"Moest ik in mijn eerste jaar niet hebben meegedaan, was ik misschien gestopt met geschiedenis. Maar Verleden Week deed mij echt beseffen: dit is wat ik wil doen."
Zijn advies voor twijfelaars?
"Niet twijfelen, gewoon doen!"
#Getuigenissen #VerledenWeek #GentStudent #Gent
De organisatie van de Verleden Week– met Stan Vertommen

"Ik zit in mijn master geschiedenis en drie jaar geleden deed ik voor het eerst mee aan Verleden Week. Dat is me enorm bevallen," vertelt Stan Vertommen. Intussen is hij een vaste waarde geworden in het logistieke team. "Het jaar daarna heb ik me geëngageerd voor de organisatie en dit jaar was het een evidentie om opnieuw mee te doen."
Als lid van de studentenraad is Stan al gewoon om dingen te organiseren. De keuze voor team logistiek lag dan ook voor de hand:
"Tijdens de eerste vergadering probeerden we zoveel mogelijk studenten samen te brengen en dan werd verdeeld wie wat zou doen. Zo hebben we communicatie, logistiek en activiteiten. Communicatie? Dat is vooral Instagram. Daar kan ik echt niet mee werken."
Team Logistiek is sinds oktober aan de slag. Van materiaal tot maaltijden, alles wordt van A tot Z uitgedacht.
"We starten met de vraag: wat willen we doen? En daarna: wat hebben we daarvoor nodig?"
Budget is daarbij natuurlijk een factor, al is er wat speelruimte dankzij een spaarpotje van vorige edities.
"Het is nooit de bedoeling om winst te maken. Als we iets overhouden, gaat dat gewoon naar volgend jaar."
Om kosten te drukken, werkt het team zoveel mogelijk met interne bronnen van de UGent.
"We huren materiaal bij Campus en Gebouwen, of gebruiken wat de vakgroep al heeft. Dat is natuurlijk gratis, dus zo kunnen we de kosten wat drukken."
Toch loopt niet alles altijd van een leien dakje.
"De grootste uitdaging was tot nu toe het materiaal op tijd hier krijgen. Vorige vrijdag hebben we acht uur rondgereden. En dan leveranciers die niet komen opdagen..."
Hoe hij daarmee omgaat?
"Blijven bellen. Blijven aandringen."
Volgens Stan mag het publiek gerust weten dat het er achter de schermen vaak chaotisch aan toe gaat.
"Maandag, na de keynote, waren we letterlijk één minuut voor de studenten aankwamen klaar met opstellen. Eén minuut is zelfs nog optimistisch gerekend."
Toch is het net die hectiek die het boeiend maakt.
"De eerste dag is altijd de grootste uitdaging. Maar als alles uiteindelijk op zijn plaats valt, geeft dat wel voldoening."
#VerledenWeek #TeamLogistiek #BehindTheScenes #GeschiedenisLeeft #GentStudent #Studententeam
Verleden Week achter de schermen – met Jolien De Smet

“Ik ben Jolien De Smet, masterstudent Geschiedenis aan de UGent. Via het vak Publieksgeschiedenis ben ik betrokken geraakt bij Verleden Week,” vertelt ze met een glimlach. Jolien werkte niet alleen mee aan de algemene organisatie van deze thematische week, ze stond samen met Seppe Moerman mee aan het roer van het atelier Onze natuur. Daarnaast was ze verantwoordelijk voor de organisatie van de bloemlezingen die op woensdagnamiddag plaatsvonden.
Die combinatie van inhoudelijke en praktische taken vroeg een groot engagement, maar gaf haar ook de kans om verschillende aspecten van publieksgeschiedenis te ontdekken. Het vak daagt studenten uit om hun historische kennis in te zetten voor een breed publiek, en dat op een creatieve en toegankelijke manier. Voor Jolien was dat een ideale manier om haar academische achtergrond te verbinden met maatschappelijke relevantie.
Centraal in het atelier stond een prikkelende vraag: wat is ‘onze natuur’?
“Wat maakt natuur tot iets dat ‘van ons’ is? Dat was de insteek. We hebben gekeken naar inheemse en uitheemse soorten, en dat verbonden aan het zogenaamde shifting baseline syndrome, een hot topic dat deze week op verschillende manieren aan bod is gekomen. Onze discussies, ideeën en gesprekken met studenten zijn hier nauw mee verweven.”
In hun atelier stelden ze planten centraal. Dat was voor hen een bewuste keuze.
“Veel ateliers focussen al op dieren, dus wij wilden eens iets anders doen. Zo kwamen we op het idee om de plantencollectie van het GUM te gebruiken. We ontdekten het herbarium van Horebeke, een collectie uit het begin van de 19e eeuw, en vroegen ons af: hoe zag de natuur er toen uit? Hoe is de soortenrijkdom veranderd? Daar zijn we verder op doorgegaan.”
Het resultaat van die denkoefening was een spel voor jeugdbewegingen, met name de Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM):
“We hebben een spel ontwikkeld dat gespeeld kan worden in jeugdbewegingen, met een focus op JNM. JNM legt meer nadruk op natuurbehoud en milieu dan bijvoorbeeld de Chiro, en combineert spelplezier met educatie. Daarom hebben we ervoor gekozen om een educatief spel te ontwikkelen voor JNM.”
Op de vraag hoeveel werk er in de voorbereiding kroop, is Jolien eerlijk:
“Ik denk dat ik dat niet kan samenvatten. Ik kan daar geen getal op plakken, maar het was een hele onderneming. We zijn er al sinds de eerste week van het academiejaar, in september-oktober, mee bezig. Er was veel begeleiding om deze week te kunnen uitvoeren.”
De laatste weken voor de start van Verleden Week waren dan ook intensief.
“De laatste weken dacht ik steeds: wanneer is de Verleden Week er eindelijk? En ja, de laatste weken kwam alles samen, zeker met de organisatie van de bloemlezingen, georganiseerd op woensdagnamiddag, vooral op organisatorisch vlak: locaties regelen, sprekers vastleggen, inschrijvingen opvolgen, dus het was heel druk. Ook de poster voor de Verleden Week moest nog ontworpen worden. We moesten dus de puntjes nog op de i zetten. Ook ons eigen atelier moest nog verder uitgewerkt worden, wat heftig was! Maar nu alles samenvalt, voelt het als een last die van mijn schouders valt, en nu probeer ik echt van de week te genieten,” stelt ze.
Ze benadrukt hoe belangrijk de ondersteuning van medewerkers en proffen was:
“Vooral dr. Stefan Meysman en dr. Sander Govaerts ondersteunen ons elke dag enorm. Voor de rest kunnen we eigenlijk altijd op alle proffen terugvallen.”
Aan twijfelende studenten heeft Jolien een duidelijke boodschap:
“Het enige wat ik kan zeggen: het is de moeite om mee te doen. Je zal eigenlijk pas de meerwaarde ervan inzien als je effectief meedoet. Je haalt hier zoveel uit, je leert zoveel mensen kennen; je leert proffen en medewerkers op een andere manier kennen. Ja, het is echt de moeite, zeker als persoon die er veel werk in gestoken heeft. Er kruipt zoveel werk in. Er is zoveel uitgedacht. Ik zou zeggen: praat met studenten die al meegedaan hebben en hoor het ook van hen hoe leuk het eigenlijk is.”
Tot slot: wat moet de lezer zeker meenemen uit dit verhaal? Jolien denkt even na en zegt dan:
“Het is een fantastische ervaring! Ja, het kan zwaar zijn om te organiseren, maar als je hier nu bent en je ziet alles samenvallen, is dat een heel mooi en een leuk moment. Ik kan het alleen maar aanraden om mee te doen of mee te organiseren: een atelier of alles errond. Het is heel leuk om hier deel van uit te maken.”
#VerledenWeek #OnzeNatuur #GUM #Publieksgeschiedenis #GeschiedenisLeeft #GentStudent
Natuuramnesie: hoe we vergeten zijn hoe de natuur er vroeger uitzag – een gesprek met Nederlands ecoloog Marc Argeloo

Wat herinneren we ons eigenlijk nog van hoe de natuur er vroeger uitzag? Voor veel mensen is het antwoord: weinig tot niets. Dat intrigeert ecoloog Marc Argeloo al quasi zijn hele leven.
“Ik ben ecoloog van opleiding oorspronkelijk. Een vogeltjeskijker, zeg maar, al van toen ik nog een jongetje was,” vertelt hij.
Wat begon als een kinderlijke fascinatie voor vogels groeide uit tot een wetenschappelijke carrière mét impact. Argeloo geldt vandaag als een van Nederlands meest vooraanstaande ecologen. In 2022 publiceerde hij zijn boek Natuuramnesie. Hoe we vergeten zijn hoe de natuur er vroeger uitzag, gebaseerd op het proefschrift dat hij datzelfde jaar verdedigde.
De titel van het boek roept meteen vragen op. Wat is natuuramnesie precies? En waarom zijn we collectief vergeten hoe rijk onze natuur ooit was? Interessant genoeg zou het boek aanvankelijk een andere naam krijgen: landschapsamnesie.
“Dat was meer vanuit commercieel oogpunt, want er zijn veel boeken over het landschap en het verleden. Dat vond ik nogal te erfgoedachtig; te cultuurachtig; mijn boek gaat over de natuur en in het bijzonder wat we over de natuur kwijt zijn geraakt, met net die natuur als uitgangspunt.”
Die oorspronkelijke titel werd dus ingeruild voor het scherpere natuuramnesie, waarmee Argeloo doelt op het collectieve geheugenverlies over de biodiversiteit van weleer. Waar ons geheugen voor cultuurgeschiedenis behoorlijk uitgebreid is, blijkt dat voor natuurhistorie opvallend zwak.
“Er is van een natuurhistorisch collectief bewustzijn bitter weinig sprake,” stelt hij onomwonden.
Om dat te illustreren gebruikt hij een treffend voorbeeld. Wanneer hij mensen vraagt om een uitgestorven diersoort te noemen, worden vrijwel altijd de dodo en de dinosaurussen genoemd.
“Daar zit 65 miljoen jaar tussen. Dat is voor mij het gat in ons natuurhistorisch bewustzijn. Dus, ik zie het grote contrast tussen cultuurhistorisch bewustzijn en een zeer gebrekkig natuurhistorisch bewustzijn,” zegt hij.
Wat begon als een wetenschappelijk concept, groeide al snel uit tot iets dat veel breder werd opgepikt.
“Het woord natuuramnesie en de betekenis ervan eigenlijk een eigen leven gaan leiden, eerlijk gezegd.”
Maar hoe komt het dat we zo’n wazig beeld hebben van de natuur van vroeger? Argeloo denkt dat het te maken heeft met de trage, subtiele manier waarop de natuur verandert.
“Dat is een lastige vraag. Ik denk dat het waarschijnlijk subtiele geleidelijke veranderingen zijn die zich over langere tijdschalen afspelen. We zijn als mens bevattelijk voor een aardbeving of de inslag van een asteroïde, of een schokeffect, wat een grote impact heeft op de mensheid. De veranderingen in de natuur daarentegen zijn geniepiger, kleiner, als het ware.”
Met andere woorden: de natuur verandert vaak zo geleidelijk dat we het amper doorhebben. En wanneer veranderingen zich over generaties uitstrekken, schiet ons vermogen om die kennis door te geven tekort. “Wanneer we als mens niet het vermogen hebben om van generatie op generatie informatie door te geven,” aldus Argeloo. Het gevolg: een collectief geheugen over de natuur dat grote gaten vertoont.
Naast die geleidelijke veranderingen ziet hij nog een andere, meer menselijke oorzaak.
“Ik denk dat we als mens veel meer op ons eigen genot, behoefte en dat soort zaken gericht zijn. Als we van de natuur kunnen profiteren, in welk volume ook, hetzij als voedsel, hetzij als cultuurproduct waar we van genieten, dan wil dat niet zeggen dat je die interesse in die natuur zelf hebt.”
We nemen de natuur dus vaak voor lief, zolang ze ons iets oplevert. Maar liefde voor de natuur als zodanig, als iets met intrinsieke waarde, is vaak zeldzamer. Dat is zorgwekkend, zeker in tijden van biodiversiteitsverlies en ecologische achteruitgang.
In die context wijst Argeloo op een verrassende bondgenoot: historici. Die kunnen, net als ecologen, het verleden tot leven brengen – maar dan moeten ze wel verder durven gaan dan het puur beschrijvende.
“We moeten verhalen vertellen. Maar, een verhaal zonder duiding, is een leuk verhaaltje met kop en staart. Maar als het geen maatschappelijke waarde heeft, vind ik het minder waardevol. Hoe mooi het verhaal ook mag zijn.”
Daarom pleit hij voor een meer geëngageerde vorm van geschiedschrijving.
“Prima, die prachtig gereconstrueerde verhalen op een keur aan bronnen, maar geef er wel een duiding aan. Geef er dus een betekenis aan. Dat vind ik vaak de taak van de environmental history, milieugeschiedenis. Het zijn fantastische reconstructies van gebeurtenissen, maar het duidingseffect, de toepassing op de maatschappij ontbreekt soms.”
Toch ziet hij positieve evoluties. Historici tonen volgens hem steeds meer belangstelling voor natuuronderwerpen. Maar hij vindt dat de samenwerking met ecologen nog veel nauwer kan – en moet.
“Ecologen, die zitten vaak in hun ivoren toren, en historici moeten elkaar véél meer gaan treffen en die wisselwerking moet versterkt worden. Altijd gekoppeld aan die duiding van het verhaal. Die is voor mij nu te los, te oppervlakkig.”
Wat opvalt, is dat Argeloo ondanks alles hoopvol blijft. De mens heeft volgens hem nog altijd de mogelijkheid om het tij te keren.
“Enerzijds door onze hand terug te trekken en de natuur te laten gaan zoals het evolutionair miljoenen jaren het geval is geweest. Anderzijds is er de hele detaillistische kijk, zoals zitten sleutelen aan een boom of op plantjesniveau werken, waarmee we ook goede dingen kunnen doen. Dat hebben we totaal in onze eigen hand. Daar ben ik echt van overtuigd. De potentie ervan is ook aantoonbaar. Kijk maar wat er over de afgelopen 20 jaar ondernomen is inzake natuurbehoud.” Maar dat veronderstelt wel een fundamentele wil. “De mens moet wel willen. Dat is de kern van het verhaal voor mij. Kunnen, zeker!”
Tot slot heeft hij ook een boodschap voor de lezers van zijn boek:
“Laat het even bezinken, want het is een bittere boodschap die in het boek staat. Maak je die boodschap eerst zelf eigen. Kijk dan in wat voor situaties je zelf zit. Als ik met mijn ecologenvriendjes of -vriendinnetjes of natuurbeschermers praat, willen die meteen aan de gang, want ze hebben het gevoel dat ze ermee iets kunnen doen. Dat is nu eenmaal hun werkveld al. Maar, historici, landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, erfgoedmensen, die zitten in die ring daaromheen die allemaal wel iets met natuur willen te maken hebben. Ik hoop dat zij aanknopingspunten vinden om hun boodschap in hun netwerk te versterken, te verbreden.”
#VerledenWeek #Natuuramnesie #GeschiedenisLeeft #MarcArgeloo #EcologischeGeschiedenis